Het paard, met kleine gestrekte vleugels, vloog nog geen meter boven het groene gras. Het idee dat hij eindelijk kon vliegen maakte hem zo blij dat hij de reis bijna vergat. Hij wist niet waar hij heen ging, maar was al langer dan drie maanden opzoek.. naar wie? Zijn moeder zou hij nooit meer vinden. En toch had hij de drang om te zoeken. De heuvels rondom hem verschilde enorm van hoogtes, hij zag kleine maar ook zeer grote heuvels. Met zijn glanzende hoeven raakte hij het gras aan. Zijn vleugels die voorheen met een ritmisch geluid klapte verminderde nu van snelheid, zodat Wolge langzaam naar de grond vloog. Aan de zandpaden op de heuvels zag hij dat dit gebied nog steeds gebruikt werd, maar door wie? Toen hij rond keek zag hij niemand en ook geluid was ver te bekennen. Drie maanden had Wolge geleefd onder koude, kleffe en vieze stenen of gewoon tegen een boom.. helaas zat het weer nooit meer. Een keer was het lekker warm, en zag hij een sierlijke witte eenhoorn. Zijn moeder, dacht hij, daarom zette hij het op een rennen. Maar toen het sierlijke paard even verdween achter een boom was het verdwenen, was het dan toch zijn verbeelding?
Wolge zocht een stukje uit, waar de zon goed op hem neerscheen. Zijn poten kruisde in elkaar, zo wou hij eeuwig blijven liggen. Al snel verdwenen zijn grote pupillen achter twee oogleden. Hij sliep.. wanneer zou hij wakker worden?